Om meer toerisme te trekken naar de periferie – een woord waar we samen om giechelen – gaat Aaron op de foto in Nigtevecht. Dit dorp, waar hij sinds drie jaar woont, heeft een kerk, een soort van campingsupermarkt en een buurtbus. Die buurtbus draait op vrijwilligers, waardoor er soms eentje uitvalt, bijvoorbeeld als een vrijwilliger ziek is. Dit maakt Aaron alleen maar dankbaarder voor de keren dat de bus wel rijdt. In dit gebied heeft zelfs een lege bus waarde: het gaat erom dat voorzieningen blijven bestaan. Het restaurant-slash-snackbar De Waterkant heeft sinds jaar en dag moeite het hoofd boven water te houden. Aaron ziet vaak dagjesmensen, fietsers en wandelaars, hij hoopt dat ze de lokale bedrijvigheid steunen: "Ben je in de buurt? Haal dan lekker een koffietje en een taartje.”
Net als de voorzieningen in een dorp is de carrière van Aaron allesbehalve vanzelfsprekend – het is een verhaal van vallen, opstaan en doorzetten. Tijdens zijn afstuderen wordt Aaron geconfronteerd met een ingrijpende gebeurtenis in zijn leven: hij heeft kanker, en het is uitgezaaid. Hij moet aan de bestralingen en dient tegelijkertijd zijn script en regievisie in voor Woensdagen bij KORT!. Het project wordt afgewezen, en het lijkt erop dat onze filmwereld deze veelbelovende maker zal mislopen. Pas na een ontmoeting met producent Maarten van de Ven krijgt zijn carrière een nieuwe impuls. Woensdagen wordt alsnog gerealiseerd en maakt impact. Het is het begin van een indrukwekkend parcours, met als voorlopige hoogtepunten de Gouden Kalf-nominatie voor Een goed leven, zijn speelfilmdebuut Goodbye Stranger en zijn tweede speelfilm De Idylle, die binnenkort in de bioscoop verschijnt.
Aaron is bescheiden. Over zijn nieuwe film merkt hij op dat hij “nog veel te leren” heeft. Die kritische blik op zichzelf is tekenend voor hem. Hij worstelt met de betekenis van zijn makerschap in een wereld die in de brand staat. Als ik hem vraag naar zijn prestaties, valt er een stilte. Wanneer ik zijn werk als een oeuvre omschrijf, haast hij zich om dat te corrigeren – met dezelfde ontwapenende blik waarmee hij mij tijdens het gesprek blijft aankijken. Aaron straalt zachtheid uit, en die zachtheid is precies waar zijn kracht zit.
Ja, oeuvre… Weet je wat iemand dus zei? Dit was naar aanleiding van Goodbye Stranger: “Nou, de kop is eraf. En nu gaat het om wat je voor de rest maakt.” Toen dacht ik zo: oh my god, je begint weer gewoon helemaal van voren af aan. Je begint eigenlijk met speelfilms weer opnieuw. Zeker internationaal gezien begin je vanaf nul, is dit je debuut. Je bent zo goed als je laatste werk, dus oeuvre vind ik wat groot. Ik heb wat korte films gemaakt en wat single plays, en een serie, die ik niet zelf heb geschreven of bedacht. Ik heb daarbij niet dat ik denk: dat spreekt voor mijn werk. Het is meer ambacht. Dus ik vind dat zelf wel meevallen.
Als je vraagt waar mijn werk over gaat… Ik had hier laatst met Robert Blokland een gesprek over en die zei: “ik zie in jouw werk altijd een bepaald soort eenzaamheid.” Dat klopt wel. Ik kijk veel om me heen naar mensen die dichtbij staan, of iets verder weg. Bij die mensen zie ik altijd wel een bepaalde mate van eenzaamheid. Dat zij daarmee worstelen. Tegelijk lees ik dat ook veel terug in de media. Je denkt bij eenzaamheid misschien direct aan ouderen, maar studenten zijn ook heel eenzaam. Dat percentage is best hoog. Mijn vriend is psychiater en die vertelde dat de categorie mensen die het meest zelfmoord pleegt, mannen rond de zestig zijn. Dat heeft te maken met dat de kinderen het huis uit zijn, dat er gescheiden wordt, dat die man vaak sociaal minder vaardig is, en dan een verlies van sociale contacten en zingeving ervaart. Die eenzaamheid die zit voor mijn gevoel steeds meer in de maatschappij verweven.
Ik ben opgegroeid in de periode met enerzijds ontkerkelijking. In de kerk kwam je bij elkaar, daar was je één keer per week samen. Je zag iedereen en ook al was je het niet altijd met elkaar eens, je sprak wel met elkaar. Nu dat is weggevallen, zitten we steeds meer allemaal in onze eigen bubbels. En die bubbels die zijn zo klein geworden dat we onszelf eigenlijk niet meer kunnen inleven in anderen, omdat we gewoon niet meer met elkaar aanraking komen.
Daarnaast heeft het ook te maken met algoritmes. Vroeger moest je naar de cd-winkel, ging je daar een cd kopen, moest je eerst luisteren. Dan was je gewoon de hele middag bezig met één cd uitzoeken of een single. Want het was je zakgeld, en dat was gewoon superveel geld. Die investering, die moeite, vormt je. Nu krijg je van Spotify allemaal aanbevelingen. Dingen die jij leuk vindt. Wat super is, maar je hoeft ook geen moeite te doen om iets te zoeken. Alles om jou heen wordt aangepast aan jouw stijl, en de vraag is nu: word je gevormd door die algoritmes? Of heb jij zelf nog invloed op jouw muziekkeuze? Ook dat heeft te maken met de persoon die je wordt. Je identiteit gaat steeds meer over ik, ik, ik vanwege deze steeds kleiner wordende bubbel. Alleen maar wat jouw smaak is en dat wordt gevoed. Dat draagt op dat niveau ook weer bij aan het niet communiceren met anderen, of niet kunnen communiceren met anderen. Dat voedt opnieuw die eenzaamheid.
Er zijn nog zoveel meer lagen die de boventoon voeren in de huidige constructie van de maatschappij. Je hebt het kapitalisme: dat je eenzaamheid weg kunt kopen. Je hebt ook de politiek, die polariseert. Al met al wordt ons gewoon heel moeilijk gemaakt, van allerlei kanten, om verbinding te maken. Dus die eenzaamheid die wordt in alle facetten steeds vergroot. Dat proef ik toch wel, daar gaat mijn werk over: de eenzaamheid in deze maatschappij. Dat is wel een rode draad. Ik heb heel veel personages die bij voorbaat al falen daarin, maar wel willen verbinden en proberen.
Een beetje wisselend. Toen ik afstudeerde, kreeg ik kanker. Mijn nieuwe film gaat ook over de dood. Door die diagnose heb ik een jaar extra over mijn afstuderen gedaan. Het was ook uitgezaaid, dus ik kreeg dat te horen en ik dacht: oké, nou, ik ga gewoon volgende week aan de bestraling. Ik had toen net Woensdagen geschreven, en die was ingediend bij het Filmfonds voor Kort!, maar die kregen wij niet. Toen dacht ik: maar dit is echt het beste wat ik kan schrijven. Dit is het beste wat ik kan maken. Als dit er niet door komt, laat maar zitten dan. Ik heb toen eigenlijk mijn carrière overboord gegooid. Ik wil daar niet zuur op terugkijken, het is niet zo dat ik vind dat ik die Kort! verdiend had ofzo. Je moet gewoon hard werken en niet bij de pakken neer gaan zitten. Je moet eraan blijven trekken, dat voel ik nog steeds. Dat hoort bij het vak. Maar toen, op dat moment voelde ik heel erg: de filmwereld wil mij niet.
Daarna ben ik filmwetenschappen gaan doen. Ik heb daar heel veel geleerd. Het was heel tof. Daarnaast werkte ik een beetje in de horeca en deed her en der wat kleine klusjes. Uiteindelijk heb ik met Maarten van de Ven Woensdagen in eigen beheer gemaakt, met crowdfunding. CineCrowd begon toen net. Ze zochten naar projecten en toen zei ik: volgens mij is dit script, dat ik twee of drie jaar geleden schreef, nog steeds een goed verhaal. Uiteindelijk hebben we de film kunnen maken met 10.000 euro. Woensdagen werd heel succesvol. Inmiddels hebben miljoenen mensen de film gekeken op Youtube en er iets aan gehad. Het heeft veel mensen geraakt en echt iets losgemaakt. We wonnen prijzen, en ik was genomineerd voor de Filmprijs van de Stad Utrecht. Vanaf dat moment dachten ze: oh ja, die moeten we in de gaten houden. Toen begon mijn carrière te rollen, maar ik dacht wel: de tering, je moet wel doorzettingsvermogen hebben en je niet laten kisten. Als ik nu kijk naar de wereld die we nu in elkaar zit, geldt dat nog steeds, maar is het wel eerlijker verdeeld. Het hele Filmfonds is meer opengebroken, er zijn veel meer programma's voor mensen die autodidact zijn, voor andere soorten niet-witte verhalen. Dat is wel een hele goede ontwikkeling. En hard werken is helemaal niet erg.
Nu heb ik mijn tweede speelfilm af, De Idylle, en dat is gewoon een heel bizar scenario. Twee weken geleden zag ik de film samen met de acteurs. En ik zat te kijken en ik dacht: holy moly, dat dit gaat gebeuren. Dat dit door de fondsen heen komt en gemaakt kan worden. Het is best een gewaagd project. Dat dat is gelukt, vind ik heel tof. Maar nu is deze af en die volgende film moet je toch ook weer helemaal uit jezelf trekken. Dat hoort bij het vak. Dat is het allerzwaarste, denk ik. Je moet jezelf de hele tijd door de mangel halen. Maar dat is wel je beroep, als je het op deze manier wilt doen. Je kan natuurlijk ook andere dingen regisseren, maar daar komen dan weer andere uitdagingen bij kijken.
Als ik terugkijk, had ik niet het gevoel van een vliegende start. Mijn carrière begon vier jaar later dan het misschien had gekund. Dat ik er even voor heb moeten buffelen maakt je alleen maar nederig. Al met al ben ik heel blij met mijn pad, want dat is ook het vak: doorzettingsvermogen, geluk, de juiste mensen ontmoeten, en een beetje talent. Maar vooral: doen.
Nee hoor, ik dacht ook als ik voor Goodbye Stranger geen realisering krijg, dan weet ik niet of ik nog door kan gaan. Dan is het misschien klaar. Ik moest laatst denken aan een interview dat ik twee jaar geleden had gegeven, daarin zei ik iets als: "Nee hoor, ik let wel op mezelf. Om tien uur 's avonds gaat de laptop echt wel dicht." Maar ik weet nog, eigenlijk diezelfde week, toen ik het teruglas, dat is ook niet gezond. En nu, nu De Idylle af is denk ik: ik ben om zeven uur al helemaal moe en op. Ik weet niet wat er is veranderd, maar die lange dagen trek ik gewoon niet meer. Misschien is mijn jonge honden energie op.
Na De Idylle dacht ik echt: ik moet weer door, want het duurt ontzettend lang om een film te maken. En van dat ‘moeten’ dacht ik: “ik weet niet of ik dat kan. Ik moet dat weer helemaal uit mezelf halen”. Stel dat deze film een flop wordt. Ik denk dan: ik kan het niet. Er was daarnaast nog een andere reden dat ik dacht: moet ik niet stoppen? Soms denk ik: “gaat de wereld naar de klote’ en dan ga ík weer een film maken over wat ík belangrijk vind”. Ik denk als maker dat ik steeds meer voel dat die verhalen een politieke insteek moeten hebben. Weet je, als ik weer over zes jaar een film maak, dan is het 2030. Ik weet niet hoe de wereld er dan uitziet. Ik denk dat die half is overstroomd, als je de berichten leest, zijn er dan allemaal mensen op de vlucht. Dan kan ik wel een leuke comedy maken over het één of ander, maar nee, ik kan dat niet meer.
Er spelen eigenlijk twee verhalen: het ene is dat ik mij afvraag hoe ik als maker om moet gaan met dat de wereld naar de klote aan het gaan is. Ik wil als filmmaker heel graag films maken die gaan over wat er nu gebeurt, maar het maken van een film kost nu eenmaal veel tijd. Tegelijk ben je ook maar een mens. Ik heb nu kort achter elkaar twee films gemaakt en dat is een heel intensief proces. Daarvan voel je je ook wel even op. Dat je een moment hebt dat je denkt: moet ik niet in het basisonderwijs ofzo? Daar ben je echt direct nodig. Dus daar heb ik één seconde over nagedacht. Maar juist met verhalen kun je ook impact maken. Grote impact. En die verantwoordelijkheid voel ik wel.
Ik heb als maker ook een heel somber toekomstbeeld. Daar wil ik wel op inspringen met een soort hoopgevende materie, die hopelijk over zes jaar relevant is. Maar ik kan niet meer gezellig met z’n allen een film maken, terwijl de wereld echt in brand gaat. We zijn over die anderhalve graad. Het is onomkeerbaar. Dit stukje Utrecht ligt straks onder water. Los van de plekken in Nederland, ik heb ook vrienden in Libanon en op andere plekken in de wereld die qua politiek en natuur ontwricht zijn. Als er straks allemaal volkeren op de vlucht zijn. Hoe moet dat dan? Het is gewoon weer 1930, toch? En we weten allemaal hoe dat afloopt.
Het ontmoeten van andere Utrechtse makers. Ik weet toevallig dat hier aan de overkant een theaterregisseur woont, maar dat is het dan wel. Zo’n dorp is dan ook best wel weer klein, en het is niet zo dat je dan maar even bij iedereen aan kunt bellen. Ik ken mijn buren en nog een paar huizen verderop, maar verder? Geen idee. Iedereen is hier ook voor ‘z’n rust’. Er is hier wel een Oranjevereniging die ieder jaar een tiendaags festival organiseert. Dat is echt leuk, maar het is niet zo dat we als buurt de vloer bij elkaar platlopen.
Als Utrechtse filmmaker lijkt het me leuk om meer te weten waar iedereen zit. Ik vraag me ook af: zit iedereen dan in de stad Utrecht, net zoals iedereen in Amsterdam zit? Terwijl ik ook weet dat makers uitwaaieren, ook door de woningcrisis, mensen willen een huis kopen en een gezin stichten. Maar ik ben eigenlijk gewoon heel benieuwd of er meer filmmakers in de periferie zitten.
Mensen kunnen mij trouwens ook benaderen als ze locaties hier in de omgeving zoeken. Ik denk graag mee over wat er tof zou zijn, want ik heb het gevoel dat hier nauwelijks wordt gezocht naar locaties. Er wordt vaak gekozen voor bekende plekken in de buurt van Amsterdam zoals Monnickendam, maar Nigtevecht en de omliggende gebieden hebben ook veel te bieden.
Soms schrijf ik Nigtevecht in mijn werk, omdat ik vind omdat ik vind dat je al die kleine dorpjes in deze regio zo weinig terugziet. Ik probeer ze te promoten in wat ik maak. Voor De Idylle heb ik gedraaid in Utrecht en ook in Amersfoort. Al heb ik in die film bewust gekozen voor locaties die je niet kunt pinpointen. Je voelt wel dat het ergens in de provincie is, maar je weet niet precies waar. Ik heb in deze film niet gekozen voor een soort herkenbaarheid. Je ziet niet ineens de Dom. Terwijl ik voor Goodbye Stranger bijvoorbeeld heel duidelijk heb gekozen om de stad Amsterdam in beeld te brengen.
Doordat ik nu in een dorp woon, leer ik ook een andere mentaliteit kennen. Voor mijn personages is het wel handig dat ik weer iets nieuws leer kennen. Mijn buurman bijvoorbeeld, die is beverrattenvanger, dat vind ik echt te gek. Dat zie je niet in Amsterdam-West. Ik denk steeds: ik moet een keer met hem mee op muskusrattenvangst. Dat lijkt me echt fascinerend. Het is hier echt zo anders als in Amsterdam, ook al is het hemelsbreed maar tien kilometer verderop. Amsterdam is een bubbel, een Randstad-bubbel, terwijl dit echt een dorpsbubbel is. Het is hier heel wit en er gebeurt geen reet. Het ergste wat hier gebeurt, is een opgevoerde scooter die je om drie uur 's nachts wakker maakt.
Ik heb niet echt een frustratie met Utrecht, maar wat ik heel lelijk vind aan Utrecht Centraal is de opzet van Hoog Catharijne. Als je naar de stad moet, wordt je geforceerd om door het kapitalisme te lopen. Dat vind ik een kwalijke zaak. Als je gewoon van A naar B wilt, dan wordt dat je eigenlijk opgedrongen. Je kunt wel omlopen, maar dat is gewoon niet praktisch. Dat vind ik heel vervelend, omdat ik daar altijd word geconfronteerd met een wereld die ik niet wil zien.
Ik heb veel fijne herinneringen aan Utrecht. Ik heb er mijn studententijd gehad, dus ik ken de stad goed. Nu werk ik als docent bij de HKU en als ik van hier naar de stad Utrecht rijd, dan ga ik altijd binnendoor. Dan kom ik langs Loenen aan de Vecht en al die dorpjes. Ik vind het heel leuk om daar het dorpse te beleven. Dat krijg ik echt mee van Utrecht, dat je overal tussen de 30 en 50 kilometer rijdt en bruggetjes hebt waar je moet wachten op die andere rij auto’s. Dat gemoedelijke, meer kleinige vind ik heel kenmerkend.
Wat denk je dat de functie van een filmmaker is in het huidige politieke klimaat?