Vijf-en-een-halve Vraag is een doorlopende serie interviews van Studio Camera. Audiovisuele en lens-based makers uit de regio Utrecht beantwoorden vijf vragen over hun makerschap en mogen een doorgeefvraag formuleren voor de geïnterviewde na hen. De makers worden gefotografeerd op een inspirerende plek in de regio Utrecht.
Ebru is efficiënt; als ik haar bel staat onze afspraak een minuut later in mijn agenda. We ontmoeten elkaar in een leuk, druk koffietentje aan de Oude Gracht. Het is een plezier om tegenover haar te zitten: ze straalt enthousiasme en positiviteit uit, met een open, uitnodigende blik en een glimlach waar je vanzelf vrolijk van wordt.
Ondanks haar positieve uitstraling heeft Ebru ook te maken met uitdagingen, zoals de invloed van gatekeepers in de culturele wereld. Voor haar is het maken van impact belangrijker dan de status van de plek waar haar werk te zien is. Ze is een inspirerende maker die zich thuisvoelt in Utrecht, maar haar thema’s en ambities brengen haar ook vaak buiten de stad.
Voor de foto van zichzelf kiest ze een plek in het Majellapark, bij het kunstwerk voor gastarbeiders. Haar opa kwam als gastarbeider naar Nederland. Hij keerde na twintig jaar terug, terwijl haar vader en zijn broer bleven. Ebru is trots op het kunstwerk en was betrokken bij de totstandkoming. Als eerste van de derde generatie en de enige millennial in de klankbordgroep dacht ze mee over de visie en het ontwerp.
Hoewel Ebru nu een succesvol maker is, was de weg naar haar makerschap niet vanzelfsprekend. De onzekerheid die tijdens haar schooltijd ontstond en de obstakels die ze onderweg tegenkwam, hebben haar gevormd tot de gedreven persoon die ze nu is.
Ik ben de eerste generatie student inmijn familie. Ik zat op het VWO, maar moest naar de HAVO omdat de docenten in VWO 3 niet geloofden dat ik het niveau aankon. Terwijl ik wel over was met mijn cijfers. 12 van de 14 docenten zeiden: "Wij geloven niet dat jij het kan, dus we adviseren je om naar de HAVO te gaan." Ik geloofde heel erg de mening van die docenten, al zeiden mijn ouders dat ik het wel kon. Mijn zelfvertrouwen was helemaal weg, dus ging ik naar de HAVO. Ik werkte keihard, deed twee extra vakken, wat prima ging, maar dat gevoel dat ik het niet kon bleef.
Toen moest ik een studie kiezen en dacht ik: "Ik wil mensen helpen." Dat was mijn motivatie. Ik studeerde logopedie en haalde mijn propedeuse, maar realiseerde dat dit niet was wat ik wilde. Ik wil mensen helpen en de samenleving verbeteren, dus deed ik een beroepentest en ging sociologie studeren in Amsterdam. Studeren in Amsterdam heeft echt veel deuren voor me geopend en mijn blik verruimd. Daar zag ik echt diversiteit. Ik heb er veel mensen leren kennen, dus ik ben heel blij dat ik sociologie ben gaan studeren om de samenleving te begrijpen. Van een onzeker meisje dat niets durfde te zeggen vanwege mijn ervaringen op de middelbare school, veranderde ik na mijn studieperiode in een zelfverzekerde, zelfbewuste persoon. Op de Vrije Universiteit kwam ik helemaal tot bloei. Ik ging daar ook daadwerkelijk sociologie in de praktijk zien en doen, ik deed vrijwilligerswerk en richtte ik een stichting op om samen met een groep bi-culturele jongeren in Utrecht te inspireren en empoweren.
Na mijn studie was het midden in de economische crisis. Eerlijk gezegd dacht ik wel gevraagd te worden voor een baan. Ik had een goed CV, maar die aanbieding kwam niet. Er was gewoon weinig werk. Dat had ik verkeerd ingeschat. Toen heb ik eerst wat werkervaringsplekken gedaan. Uiteindelijk ging ik aan de slag voor de stichting Mira Media, waar ik heb gewerkt als projectemedewerker en onder andere gastlessen gaf over mediawijsheid. Daarna besloot ik dat ik voor de klas wilde staan en ging ik werken aan de Hogeschool Leiden. Toen ik meer aan de slag wilde met het maken van programma’s bracht mij dat bij het Van Gogh Museum, maar ik miste toch het onderwijs. Nu werk ik bij de Hogeschool van Amsterdam als projectleider van een community center waar we werken aan inclusie. Inclusie is een hoofdthema in veel van wat ik doe, zowel bij mijn werkgever als daarbuiten. Het is een onderwerp waar ik vanuit allerlei verschillende rollen aandacht aan probeer te geven.
Fotografie begon voor mij als bijbaantje naast mijn studie. Ik deed dat eerst samen met mijn zusje. We ging naar babyshowers, verjaardagen, maar ook naar hennafeesten en soms een bruiloft. Ik vind het leuk om dingen vast te leggen, maar na een tijdje merkte ik toch dat het te stressvol was en het voor mij te eentonig werd. Mijn zusje is dat toen wel blijven doen, maar ik ben een andere weg in geslagen. Ik ging naar evenementen over maatschappelijke onderwerpen en richtte mij op maatschappelijke organisaties. Ik was toen wel nog steeds ‘in dienst van’. Ik was vooral bezig met ‘wat wil jij?’, ‘wat vind jij mooi?’, ‘wat wil jij in beeld?’.
Toen ik Lighthouse ging doen, een talentprogramma, zei Lisanne van Happen, destijds Hoofd Talent bij Fotodok, tegen mij: jij bent heel dienend als fotograaf. Dat was het begin van een zoektocht. Ik was heel erg bezig met het vinden van mijn eigen stijl, mijn eigen stem, wat ik belangrijk vind, wat ik de wereld in wil helpen. Dat ben ik steeds meer aan het doen, maar dat dienende zit ook wel in mij. Ik vind het belangrijk dat de mensen die ik portretteer blij zijn met wat ik de wereld in stuur. Zij vertrouwen op mij dat ik iets moois ga doen. Ik heb wel steeds meer gevonden wat ik wil vertellen, wat ik mooi vind. Maar goed, het is altijd een work in progress…
Ik ben steeds meer van Utrecht gaan houden. Vroeger dacht ik dat er helemaal niks te doen was, dat het saai was. Pas toen ik in Utrecht ging werken en op veel verschillende plekken kwam, ontdekte ik dat Utrecht best veel te bieden heeft, maar dat ik het gewoon niet zo goed kende.
Ik was gaan studeren in Amsterdam, dat was voor mij de "beloofde stad". Ik dacht dat Utrecht leuk was, maar dat Amsterdam een soort next level was. Nu denk ik dat Utrecht ook fijn thuiskomen is. Het is veel gemoedelijker en knusser, meteen soort aardigheidsgehalte dat je in Amsterdam niet vindt. Amsterdam heeft een coolere sfeer, je moet opvallen, eigenzinnig zijn. In Utrecht is dat minder, dat voelt voor mij meer relaxed.
In sommige opzichten hebben andere steden, zoals Amsterdam of Rotterdam, wel meer te beiden op cultureel gebied, vooral voor iemand met een Turkse en islamitische achtergrond zoals ik. Er zijn meer opties qua eetplekken, concerten en andere activiteiten. Maar Utrecht heeft ook veel te bieden en ik voel me er thuis. Ik ben nu een soort ambassadeur van mijn stad.
Ik denk dat er meer presentatieplekken voor fotografen zouden moeten zijn. Ik kom vanuit de sociologie met een maatschappelijk drive om verhalen te maken, maar ik ben ook autodidact. Soms voel ik dan: ‘hoeveel ruimte is er?’ Je kunt zeggen dat je je plek moet claimen, maar ik worstel daar toch mee. Het is een zoektocht van ‘waar kan ik terecht?’, ‘hoe werkt dat?’. Als je alles zelf moet doen dan ken je de codes en ongeschreven regels niet. Ik zie mensen om mij heen met veel talent die dit naast hun andere werk doen en dan denk ik: ‘als deze mensen de tijd en de ruimte hadden om deze verhalen ook naar buiten te brengen op een mooie plek, dan was er zoveel meer verrijking.’ Ik denk dat er veel talent is bij mensen die het vak fotografie niet hebben gestudeerd, maar die wel dingen vastleggen of maken die waardevol zijn voor de wereld. Zij voelen zich ook geen kunstenaar of maker, omdat ze niet zo worden gezien. Ik vind dat zonde van hun talent, en van het potentieel dat onbenut blijft. Ik vind het inspirerend als fotografen verhalen vertellen over groepen die afwijken van de norm en ondergepresenteerd zijn. Daarbij vind ik het werk van autodidact fotografen Çiğdem Yüksel, die werk over Turkse vrouwen en moslima’s maakt, en Gordon Parks, die de civil rights movement vastlegde, inspirerend als maker.
Binnen het culturele veld zijn er voor mijn gevoel nog steeds veel gatekeepers die bepalen wat we verstaan onder kwaliteit. Zij beslissen ‘wat presenteren we wel en wat presenteren we niet?’. Soms heb ik het idee dat de kwaliteiten die ik heb, afwijken van waar zij naar kijken. Dus ik heb dat ook een beetje losgelaten. Ik ben meer gaan kijken van: oké, wat zijn plekken waar ik de impact kan maken die ik graag zou willen? Waar komen de mensen die ik wil bereiken? Wat zijn plekken die heel erg passen bij de boodschap? Hoewel ik artistiek gedreven ben, heb ik losgelaten dat mijn werk in een museum moet hangen, een entreekaartje van 20 euro is ook een drempel. Het mag ook een bibliotheek zijn, of een plein, een verhalenhuis. Dat is dan een betere match.
Ik denk ‘Hijab-verhalen’, dat was een idee was dat ik best lang had voordat ik de stap durfde te zetten richting het maakproces. Ik dacht steeds: ik heb de tijd niet, ik heb het geld niet, ik heb niets geregeld. En ik was bang voor wat mensen zouden zeggen. Er waren veel obstakels in mijn eigen hoofd die me tegenhielden. Het was voor mij ook een project waarmee ik iets zichtbaar wilde maken dat vaak over het hoofd gezien wordt.
Op een gegeven moment zei een mentor tegen mij: "Waarom begin je niet gewoon?" Dat zette me aan het denken. Tijdens de zomervakantie besloot ik het gewoon in mijn vrije tijd te doen en maar te zien waar het mij heen zou leiden. Ik vertelde de vrouwen die ik wilde portretteren dat ik nog niet wist wat ik ermee ging doen, maar dat ik altijd hun toestemming zou vragen voor wat het uiteindelijk zou worden. Tot mijn verbazing wilde iedereen meewerken.
Toen ik het project online begon te delen, kreeg ik positieve reacties, vooral vanuit de doelgroep zelf. Dat gaf me het vertrouwen om naar Pakhuis de Zwijger te stappen en te vragen of we het daar konden exposeren en een programma erover konden maken. Ze waren bereid om samen te werken en het project heeft uiteindelijk een enorme impact gehad. Het heeft op veel plekken gehangen en er is een boek van verschenen. Het heeft voor mij en andere makers ook weer nieuwe kansen gecreëerd. Ik had nooit gedacht dat dit het resultaat zou kunnen zijn van ‘gewoon maar beginnen’. Het gaf mij de kans te zien waar ik toe in staat ben.
Ik heb heel veel ideeën, maar ik heb gewoon niet genoeg tijd om alles uit te voeren. Dat is wel een struggle, want ik zou veel meer willen maken. Een van de dingen die ik wil verkennen is de moslimidentiteit in Nederland, vooral omdat we in een samenleving leven die steeds minder religieus wordt en we een politiek klimaat hebben met partijen waar haat tegenover moslims al jarenlang geuit wordt. Dat drijft mij dan juist om meer ruimte in te nemen en die verhalen te veranderen. Ik denk van: wij zijn onderdeel van dit land, dus wij mogen er ook zijn. Dat moeten we ook veel meer laten zien en verkennen.
Ik zie bijvoorbeeld veel jongere mensen naar Saudi-Arabië gaan voor umrah, kleine bedevaart, of hadj bedevaart. Ik ben daar ook geweest, nu twee keer voor umrah. Ik wil laten zien wat hen dat spiritueel brengt en ook hun blik op de samenleving. Daar ben ik gewoon heel benieuwd naar. Dat zou ik graag verkennen. Wat ik ook belangrijk vind is hoe er nu wordt omgegaan met Palestina en Gaza. Als ik de tijd en ruimte heb, zou ik graag verhalen willen vastleggen voor mensen die zich inzetten hiervoor.
Het gebrek aan representatie van vrouwen die op mij lijken, in de media of de politiek, is ook een motivatie. Çigdem Yüksel heeft bijvoorbeeld onderzocht hoe vrouwen met een hoofddoek worden gerepresenteerd: vaak als passieve voorbijgangers, zonder gezicht. Er wordt veel over ons gepraat, maar niet met ons. Deze stereotypen en vooroordelen raken mij, vooral omdat ik hier ben geboren en nog steeds met die aannames te maken heb.
In het algemeen wil ik mij inzetten voor stemmen die weinig gehoord worden. Stemmen die niet de norm zijn laten zien en gehoord laten worden. Bij mijn laatste project heb ik ook audioverhalen opgenomen. Misschien ga ik in de toekomst meer met podcasts doen. Fotografie is voor mij een middel om verhalen te vertellen, maar ik wil me niet beperken tot één vorm. Ik zie mezelf als een generalist die verschillende vormen onderzoekt en toepast op wat past bij het verhaal dat ik wil vertellen. De samenleving is divers, en de verhalen uit mijn gemeenschap horen erbij. Ze worden alleen nog niet genoeg verteld. Dat is voor mij een urgentie om die verhalen te vertegenwoordigen. Sociale media biedt wel een platform, maar dat is niet voldoende.
Eén van de dingen die ik mis, zowel landelijk als in Utrecht, is een platform voormakers van kleur. Hoe kunnen we, zonder politiek of activistisch te zijn, toch verhalen vertellen die te maken hebben met kleur en nieuwkomerschap? Hoe kunnen we deze verhalen gebruiken om de representatie van kleine jongetjes en meisjes die in andere landen zijn opgegroeid, te verbeteren? Hoe kunnen we er voor zorgen dat deze stemmen gehoord worden?
Ik denk dat als het over representatie gaat, is dat we toe moeten werken naar dat representatie in alle onderwerpen terugkomt en in alle aspecten van het dagelijks leven zichtbaar is. Dat het normaal is dat als er gesproken wordt met artsen er een arts met een Marokkaanse achtergrond geïnterviewd wordt. Het moet in alledaagse dingen zitten, dingen die je dagelijks tegenkomt. We moeten representatie in de breedste zin van het woord zoeken. Niet alleen als het overasiel of migratie gaat. Ook als het gaat over de zorg of het onderwijs. Dat je in gewone verhalen ook streeft naar diversiteit. Dan zie je als nieuwkomend kindje in Nederland, van “O, mijn juf kan ook een Somalische achtergrond hebben, of een Turkse achtergrond”, in plaats van projecten over alleen maar docenten met een migratieachtergrond. Maar, ik denk dat we eerst toch moeten komen ineen situatie waar een buitenlandse achtergrond niet vreemd is, maar iets gewoons.
Doorgeefvraag Ebru: Wat inspireert en/of frustreert jou in/aan Utrecht?